4 maart 2016

Dag en nacht


Het liefst schrijf ik ’s avonds, of ’s nachts, wanneer de duisternis het buitenzicht belemmert en de indrukken van de dag wat zijn vervaagd, wanneer het huis stil is en de energie van anderen zich naar binnen richt en zich concentreert in hun slaap. Dat is de periode waarin ik puur kan zijn, waar woorden ongestoord vanuit mijn binnenste kunnen komen. Dan kan ik ontladen om op te laden, van me af schrijven om toch een beetje plaats te maken voor de nooit ophoudende stroom van nieuwe indrukken, die zowel van buiten als van binnen komen; een beeldenparade die ik tracht om te zetten in woorden.
Elk gedicht, hoe kort ook, is een pakketje beelden, ingepakt met woorden. Een rolletje film met ondertitels. Dat pakje krijgt een lintje van gevoelens en geluiden en wordt geparfumeerd met geurherinneringen. Ik vraag me wel eens af of anderen ooit verder komen dan de woorden rond het pakketje. Ja en neen waarschijnlijk. Iedereen (her)beleeft zijn eigen indrukken of vormt zijn eigen nieuwe ervaring bij woorden van een ander.
De nacht, met zijn donkere pracht en kracht, is als een zachte minnaar. Hij omarmt me en laat me zijn. Ik kan de vrijheid nemen, mezelf te tonen, terwijl de dag me klem zet en soms keihard neemt. Wanneer ik geen grenzen stel, raast hij zonder mededogen door en over me heen. De dag houdt me scherpe beelden voor, en harde geluiden; hij ontketent een alertheid en maakt dat ik zou willen zeggen: ‘vandaag niet schat, ik heb hoofdpijn’. Bij de dag is het nodig mijn eigen plaats op te eisen. Maar binnen gestelde grenzen en met de nodige inzet, kan ik ook bij hem mezelf toelaten, schoonheid vinden, en stilte.
En wat zou ik kunnen schrijven, zonder de felheid van de dag? Hoe zou ik me anders een bloemenpracht kunnen voorstellen? Heerlijke vergezichten? Een regenboog?
Nacht en dag, ik kan niet zonder één van beiden en zij kunnen niet bestaan zonder elkaar.
Ze zijn het yin en yang van mijn tijd.