13 oktober 2016

Bob Dylan, Proficiat!

Hoewel ik het niet zo heb met de eerste zin in deze song, wil ik die toch posten, Dylan is tenslotte een Amerikaan en de 'god bless' lijkt daar nu eenmaal aan vast te hangen.
Dat Dylan de Nobelprijs voor Literatuur krijgt, vind ik heel terecht. Van jongs af maakte hij teksten die pareltjes poëzie bleken.

Forever Young ~Bob Dylan~ 1973

May God bless and keep you always
May your wishes all come true
May you always do for others
And let others do for you
May you build a ladder to the stars
And climb on every rung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young
May you grow up to be righteous

May you grow up to be true
May you always know the truth
And see the lights surrounding you
May you always be courageous
Stand upright and be strong
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young

May your hands always be busy
May your feet always be swift
May you have a strong foundation
When the winds of changes shift
May your heart always be joyful
May your song always be sung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young


7 oktober 2016

In de arena

In de arena, voor de leeuwen. Zo voelt het en dat is het beeld dat mij op dit ogenblik overweldigt.
Zowat een half jaar geleden heb ik toegezegd om enkele gedichten voor te lezen bij de voorstelling van een nieuwe dichtbundel van een, in onze streken (en in de juiste kringen), bekend dichter en vriend van mijn zus. Ik had net een cursus ‘Zelfvertrouwen – Zelfwaardering’ achter de rug en het leek mij iets wat ik wel zou (aan)kunnen.

Tot nu toe heb ik slechts enkele van mijn gedichten voorgelezen voor een heel beperkt publiek van maximum vijf mensen, die ik ook een beetje kende en bovendien niet echt iets met het schrijver- of dichterschap te maken hadden. Het vooruitzicht van een groter en onbekend publiek voelt helemaal niet goed. Ik voel me heel onzeker en ook ontzettend kwetsbaar. Bovendien vind ik dat mijn gedichten, of toch de meeste ervan, zich beter lenen tot opname in alle intimiteit.

Er moet nog een maand voorbijgaan vooraleer het evenement(je) plaatsvindt, maar telkens ik er aan denk, slaat mijn hart over en bonst daarna in mijn borst en in mijn keel. Hoe dichterbij de dag komt, hoe meer de ‘flight or fight’-reactie zich in gang zet, telkens ik aan het evenement herinnerd wordt. In dit geval resulteert het gieren van de adrenaline door mijn lichaam enkel in de ‘flight’-reactie. Van ‘fighting’ is geen sprake.

Zelfvertrouwen – mezelf vertrouwen, naar waarde schatten - bij de enkele mensen die ik goed ken, is het geen probleem (meer). Mezelf naar waarde schatten, wanneer ik tegenover vreemde mensen sta, tegenover mensen die zichzelf dichter noemen … Er is nog steeds (veel) werk aan de winkel…
Maar wat heb ik te verliezen ? Niets toch.
Rationeel weet mijn hoofd dit. Gevoelsmatig zegt mijn lichaam echter: “alles! dus niet doen!”
Maar zegt mijn lichaam dit echt? Neen, het reageert enkel razendsnel op gedachten, ook als ik zelf van deze gedachten (nog) niet bewust ben.
Nu ik er dieper over nadenk, zie ik dat ik nog steeds opkijk naar die anderen, naar hen die zichzelf een naam durven te geven, in dit geval ‘dichter’ of ‘schrijver’; naar hen die in de schijnwerpers durven te stappen. ‘Ze zullen wel veel beter zijn’ … ‘Ze zullen mij maar niks vinden’ …  Ik zie dat ik het (nog steeds) belangrijk vind wat anderen van mij denken, belangrijker dan wat ik van mezelf vind. Ik zie dat perfectionisme binnensluipt. Ik vrees dat ook zelfverwijten binnensluipen: “je bent laf en klein als je dit niet durft te doen”.

Ik realiseer me dat ik op uitdagende momenten, diep van binnen, nog steeds dat meisje ben, dat probeerde alles goed te doen om toch maar aardig gevonden te worden, maar dat desondanks niet goed genoeg bevonden werd, dat telkens opnieuw te horen kreeg dat ze niets waard was en het zeker niet ver zou schoppen. (En om misverstanden te voorkomen: het waren niet mijn ouders die mij als kind naar beneden haalden, wel een samenwonende grootmoeder, waartegen ook mijn ouders niet durfden in te gaan.)

Het is weer tijd om sterk terug op te staan; of op zijn minst dit trachten te doen. Ik raap me dus voor de zoveelste keer bijeen en neem me voor er het beste van te maken. Daarna zie ik wel weer.