14 november 2016

Leonard Cohen

21/9/1934 - 7/11/2016

Niet forever young, zoals in het lied van zijn collega singer-songwriter Bob Dylan, tegenover wie hij dikwijls gewogen werd, maar een beminnelijke man die gracieus oud werd, een dichter, een man met een stem die mij in mijn diepste binnenste raakt met songs als Bird On The Wire, The Partisan, Take This Walz, Dance Me To The End Of Love, The tower Of Song, I'm Your Man, Halleluja, Suzanne ... en ontelbare andere, mooie poëtische songs.

Zeventien was ik, toen hij zijn eerste plaat uitbracht, Songs of Leonard Cohen, met daarop het bekende Suzanne (*).
Mijn vader, die ook gedichten schreef en waarmee ik nieuwe liedjes en muziek en ook boeken besprak, was het jaar voordien overleden. En daar komt die man aan, met liedjes die in geen genre thuishoren, liedjes die poëzie zijn. Oh wat had ik graag zijn teksten met mijn vader besproken.
Van bij die eerste plaat was ik totaal verk(n)ocht. Negenenveertig jaar later kan ik nog steeds tranen laten bij het beluisteren van zijn nummers. Zijn laatste cd, You Want It Darker - besteld nog voor die uitkwam - kreeg ik thuisgestuurd op de vijftigste verjaardag van mijn vaders overlijden. In de voorbije veertien dagen heb ik die cd al ontelbare keren beluisterd. Ik laat hem soms gewoon op repeat staan.

Donker. Hemels.

Cohen is de enige bekendheid waarvoor ik weende toen ik zijn overlijden vernam. Het leek mij alsof een familielid of een heel goede vriend was heengegaan.
Zijn muziek en zijn heerlijke stem zullen mij (hopelijk) nog lang gezelschap houden.

(*) Suzanne is de schrijfwijze van mijn naam die mijn ouders bepaald hadden en die ik ook altijd privé gebruikt heb, maar welke bij mijn geboorteaangifte niet werd aangenomen door de ambtenaar van de burgerlijke stand - op mijn I.K. staat dus Susanna.

12 november 2016

Trump en onze politici

Neen, dat hadden ze niet verwacht...
‘Ze’ zijn onze politici, opiniemakers, denkers, de media, ...
Wat hadden ze dan wel verwacht? Dat mensen die zich onzeker, machteloos en niet gehoord voelen, het huidige politieke establishment er terug aan zouden stemmen?

Het gros van onze politici vertegenwoordigt of verdedigt de gewone, kleine man niet. Onze politici weten niet (willen niet weten) wat er leeft bij 'het gewone volk' - ivoren toren weet je wel - ze staan ten dienste van hun eigen welvaart en meten daar de anderen aan af. Als je hen daarop attent maakt, draaien ze rond de pot (de hete brij) of worden kwaad en verwijten je aan anti-politiek te doen.
En plots gebeurt er zoiets als Brexit en Trump...

In de vele praatshows blijven ze maar lullen over oorzaken. (Sorry voor deze expliciete beeldspraak; van de andere kant... we zien daar ook bijna allemaal mannen, soms ook vrouwen die zich aan de mannenwereld, welke de politiek nog steeds is, aangepast hebben.)
Politici spreken er over maatregelen die er moeten voor zorgen dat pensioenen, onderwijs, zorg enz. kunnen betaalbaar blijven terwijl zij zelf een dubbel, driedubbel (of meer) inkomen binnenrijven, zonder de minste notie van wat het inkomen van de modale Belg is, van hoe het is als bijvoorbeeld je oude stofzuiger het begeeft en je geen geld hebt om een nieuwe te kopen, of hoe het voelt om je kinderen zonder een lunchpakket naar school te sturen. Zoek maar een job klinkt hun vingerwijzing, en werk je maar krom tot je 67ste, gesteld dat je niet wordt afgeslankt.
Ze beloven jobs maar meer en meer mensen verliezen hun werk.
Ze argumenteren dat het publiek moet begrijpen dat niet alle verkiezingsbeloftes kunnen worden uitgevoerd omdat er nu eenmaal moeten compromissen gesloten worden. Beloof dat dan niet, denk ik, en maak duidelijk wat haalbaar is. Veel mensen willen gewoon een goed en zeker leven en willen niet hoeven nadenken over wat verkiezingspraat is en wat werkelijkheid zal worden.
Mensen zijn bang; bang voor de toekomst, bang van de immigratie ook, bang om het beetje zekerheid waar ze zich nog kunnen aan vasthouden, te verliezen.
Het politieke correct denken, vooral van linkse politici, katapulteert rechts de verkiezingen in; het wegmoffelen van islamkritiek en bij uitbreiding religiekritiek en immigratie-angst, bewerkstelligt dit evenzeer. Mensen snappen bijvoorbeeld niet waarom voor moslims (en ook wel joden) een uitzondering gemaakt wordt op de wet op onverdoofd slachten. Mensen snappen evenmin waarom blanken racist mogen genoemd worden, maar dat niet mag gezegd worden dat racisme evengoed onder de donkere medemensen leeft.

De politici snappen de angst niet en bij de gewone mens hangt een steeds sterker gevoel van afstand, en misprijzen, en bedrog, en wat nog meer aan negatieve gevoelens.
Maar ook de intelligentsia en de media leven in een ivoren toren. Mensen die tot die groepen behoren hebben meestal een goedbetaalde job, wonen zelden in achtergestelde wijken; zij kunnen zich permitteren om alles in perspectief te zien. Wil je weten wat er bij de mensen leeft, ga dan eens naar een kleine voetbalkantine, naar de bakker of supermarkt, naar de Ikea, naar de markt, bij de mensen thuis, ... en luister eens echt naar de mensen, zonder afkeuren, zonder hen voor gek te zetten in één of ander tv-programma, neem hen au serieux, ook wanneer ze geen hoogstaand, intellectueel gesprek kunnen voeren.

Trump als president is een wake-up call voor de politiek wordt gezegd, maar de politici worden niet wakker; ze duwen telkens op de snooze en slapen verder in hun goed beschermde, gouden torenkamers. Zij zelf hebben niet veel te vrezen, maar veel mensen voelen zich wél onzeker en machteloos en zo worden Trumpen en Wildersen en Le Pennen verkozen.

13 oktober 2016

Bob Dylan, Proficiat!

Hoewel ik het niet zo heb met de eerste zin in deze song, wil ik die toch posten, Dylan is tenslotte een Amerikaan en de 'god bless' lijkt daar nu eenmaal aan vast te hangen.
Dat Dylan de Nobelprijs voor Literatuur krijgt, vind ik heel terecht. Van jongs af maakte hij teksten die pareltjes poëzie bleken.

Forever Young ~Bob Dylan~ 1973

May God bless and keep you always
May your wishes all come true
May you always do for others
And let others do for you
May you build a ladder to the stars
And climb on every rung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young
May you grow up to be righteous

May you grow up to be true
May you always know the truth
And see the lights surrounding you
May you always be courageous
Stand upright and be strong
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young

May your hands always be busy
May your feet always be swift
May you have a strong foundation
When the winds of changes shift
May your heart always be joyful
May your song always be sung
May you stay forever young
Forever young, forever young
May you stay forever young


7 oktober 2016

In de arena

In de arena, voor de leeuwen. Zo voelt het en dat is het beeld dat mij op dit ogenblik overweldigt.
Zowat een half jaar geleden heb ik toegezegd om enkele gedichten voor te lezen bij de voorstelling van een nieuwe dichtbundel van een, in onze streken (en in de juiste kringen), bekend dichter en vriend van mijn zus. Ik had net een cursus ‘Zelfvertrouwen – Zelfwaardering’ achter de rug en het leek mij iets wat ik wel zou (aan)kunnen.

Tot nu toe heb ik slechts enkele van mijn gedichten voorgelezen voor een heel beperkt publiek van maximum vijf mensen, die ik ook een beetje kende en bovendien niet echt iets met het schrijver- of dichterschap te maken hadden. Het vooruitzicht van een groter en onbekend publiek voelt helemaal niet goed. Ik voel me heel onzeker en ook ontzettend kwetsbaar. Bovendien vind ik dat mijn gedichten, of toch de meeste ervan, zich beter lenen tot opname in alle intimiteit.

Er moet nog een maand voorbijgaan vooraleer het evenement(je) plaatsvindt, maar telkens ik er aan denk, slaat mijn hart over en bonst daarna in mijn borst en in mijn keel. Hoe dichterbij de dag komt, hoe meer de ‘flight or fight’-reactie zich in gang zet, telkens ik aan het evenement herinnerd wordt. In dit geval resulteert het gieren van de adrenaline door mijn lichaam enkel in de ‘flight’-reactie. Van ‘fighting’ is geen sprake.

Zelfvertrouwen – mezelf vertrouwen, naar waarde schatten - bij de enkele mensen die ik goed ken, is het geen probleem (meer). Mezelf naar waarde schatten, wanneer ik tegenover vreemde mensen sta, tegenover mensen die zichzelf dichter noemen … Er is nog steeds (veel) werk aan de winkel…
Maar wat heb ik te verliezen ? Niets toch.
Rationeel weet mijn hoofd dit. Gevoelsmatig zegt mijn lichaam echter: “alles! dus niet doen!”
Maar zegt mijn lichaam dit echt? Neen, het reageert enkel razendsnel op gedachten, ook als ik zelf van deze gedachten (nog) niet bewust ben.
Nu ik er dieper over nadenk, zie ik dat ik nog steeds opkijk naar die anderen, naar hen die zichzelf een naam durven te geven, in dit geval ‘dichter’ of ‘schrijver’; naar hen die in de schijnwerpers durven te stappen. ‘Ze zullen wel veel beter zijn’ … ‘Ze zullen mij maar niks vinden’ …  Ik zie dat ik het (nog steeds) belangrijk vind wat anderen van mij denken, belangrijker dan wat ik van mezelf vind. Ik zie dat perfectionisme binnensluipt. Ik vrees dat ook zelfverwijten binnensluipen: “je bent laf en klein als je dit niet durft te doen”.

Ik realiseer me dat ik op uitdagende momenten, diep van binnen, nog steeds dat meisje ben, dat probeerde alles goed te doen om toch maar aardig gevonden te worden, maar dat desondanks niet goed genoeg bevonden werd, dat telkens opnieuw te horen kreeg dat ze niets waard was en het zeker niet ver zou schoppen. (En om misverstanden te voorkomen: het waren niet mijn ouders die mij als kind naar beneden haalden, wel een samenwonende grootmoeder, waartegen ook mijn ouders niet durfden in te gaan.)

Het is weer tijd om sterk terug op te staan; of op zijn minst dit trachten te doen. Ik raap me dus voor de zoveelste keer bijeen en neem me voor er het beste van te maken. Daarna zie ik wel weer.

12 september 2016

Alles-is-fantastisch

Onlangs hoorde ik weer iemand zeggen dat veel mensen op Facebook toch maar steeds hun leven tonen ‘alsof’ alles mooi en goed en positief is. Dat vond men niet fijn, niet eerlijk, niet echt ...
Over mezelf post ik ook 'meestal' alleen maar zaken zoals daar zijn: mooie of prettige foto's, plezierige activiteiten (o.a. reizen), andere positieve zaken; niet omdat mijn leven (alleen maar) rooskleurig is, wel omdat ik mij tracht op te trekken aan mijn eigen positieve posten en aan die van anderen. Zelfs wanneer ik droevig ben, of in een dip(je) zit, zoek ik naar het positieve, als een soort medicijn.
Die positieve posten zijn ook een tegengif voor al de negativiteit die we, als surfers, lezers, kijkers, de ganse dag over ons uitgestort krijgen.
Die positieve posten zijn ook wel degelijk echt. Alleen vertellen ze natuurlijk niet het hele verhaal want iedereen heeft wel eens een baaldag,  wordt ziek, verliest een geliefde ….
Het leven loopt niet altijd zoals we zouden willen, maar trachten de dingen positiever te zien is veel beter dan het nog erger te maken door op het negatieve te focussen. Dit is mijn insteek.
Ik wil echter zeker niet zeggen dat mensen niet over hun tegenslagen zouden mogen posten. Natuurlijk mogen ze dat. Een mens moet soms gewoon kunnen zeggen dat het niet goed gaat.
Het zou wel eens kunnen zijn, dat sommige mensen problemen hebben met zulke positieve-‘alles-is-fantastisch’ posten, omdat ze vergelijken. Ik vergelijk mijn leven niet met dat van al die anderen. Mijn leven is wat het is, dat van de anderen ook. Ik ben blij wanneer ze positieve dingen kunnen posten, blij dat ik me aan hun positiviteit kan optrekken, blij dat ik blij kan zijn als het goed lijkt te gaan met hen.

5 september 2016

T.

Professor T. is terug op één!
Ik vond de eerste reeks zalig, niet voor het krimi-gehalte, wel voor T., een professor criminologie, fantastisch goed en mooi vertolkt door Koen de Bouw. In de pers wordt het personage T. beschreven als exentriek, eigenzinnig, briljant.
Mijn man zit naast me in de zetel en lacht luidkeels om de gekke dingen die T. zegt en doet, of juist niet doet.
Ik kan af en toe eens glimlachen en voel een soort prettige verwantschap ... in het niet begrepen of aangevoeld worden, denk ik. Een warm gevoel heb ik tegenover dat personage dat niet eens echt bestaat.
Ik zie in T. een kwetsbaar iemand, met een mengeling van psychische problemen(?) zoals ASS (hoogfunctionerend), smetvrees, waanvoorstellingen, ... (nog andere?) die zich eenzaam staande houdt in een maatschappij waar we best in het rijtje lopen als we willen overleven. Projectie?
Misschien is het ook wel de kwetsbaarheid die mij zo raakt.

28 juni 2016

Oorlogsdrang en groepsgevoel

Een krantenartikel kopt: ‘Gewonnen! En dat geeft hele land een kick’.
Gedragspsycholoog Mark Nelissen spreekt in dat zelfde krantenartikel over "groepsgevoel" en over "onze oeroude drang om oorlog te voeren".
'Spreek voor jezelf' denk ik dan. Er leeft op deze aardkloot ook een ander type mens.
Ik behoor tot de soort die geen oorlogsdrang in zich heeft. En ondanks dat ik heel sociaal voelend ben, heb ik weinig of geen groepsgevoel in mij. Wel heb ik me vroeger laten opdringen dat je tot een groep moet behoren, om normaal te zijn...
Ondertussen weet ik wel beter.
De mini-groep(jes) waartoe ik (soms) behoor – gezin, familie, vrienden, … - zijn de uitzondering die de regel bevestigen.
En er is ook nog de grote groep van levende en minder levende wezens op deze planeet. Ja, daar hoor ik ook bij.

23 juni 2016

De Uitnodiging


by Oriah "Mountain Dreamer" House, from the book THE INVITATION (c) 1999. Published by HarperONE, San Francisco. All rights reserved. Presented with permission of the author.
www.oriah.org
Vertaling Susanna Mariën.

26 mei 2016

Haiku



Donkerblauwe nacht
Sterrenpracht en bolle maan
Hier  nu  mogen  zijn



24 mei 2016

Vragen

Eén van mijn karaktertrekken is nieuwsgierigheid en die gaat samen met interesse, verwondering en leergierigheid. Van jongs af was ik iemand die vragen stelde. 
Mijn meest gestelde vraag was/is 'waarom?', de tweede was 'hoe?'. Ik nam niets zomaar (voor waar of noodzakelijk) aan. Ik wilde vooral begrijpen, en dit niet louter op een cognitieve manier.
Mijn moeder noemde me 'ongelovige Thomas', niet vanwege een ongeloof dat in mij zou huizen, wel omdat ik alles in vraag stelde, over álles vragen stelde en met verwondering kon geïnteresseerd zijn in van alles en nog wat. Dat kon gaan van hoe een wekker in elkaar zat, over hoe een plant groeide, waarom poppen niet weenden, waarom vliegtuigen knalden als ze door de geluidsmuur vlogen, hoe die muur er dan uitzag, waarom twee kleuren verf een andere kleur gaven, waarom er geen bloed in je mond zat als je toch per ongeluk op de hostie beet, tot waaróm ik die slechte pap 'moest' eten of waaróm ik iets niet mocht doen. De vragen bleven komen. Mijn moeder, die ook nog voor drie andere kinderen moest zorgen, kon daar niet zo goed mee omgaan en als snel wist ik dat ik bij mijn vader moest zijn met mijn vragen.
Interesse, nieuwsgierigheid, verwondering zijn geen slechte eigenschappen. Als de mens zich geen vragen had gesteld, zou de mensheid nu nog in holen wonen.

Sinds een tijd ben ik tot het besef gekomen dat al mijn vragen gingen over andere dingen en mensen, over gebeurtenissen die meestal niet rechtstreeks met mij te maken hadden.
Ik dacht te weten wie ik was, namelijk een onbelangrijk iemand, en ik richtte mijn aandacht naar buiten. Mezelf stelde ik weinig of niet in vraag, zeker niet in een positieve zin. Ik wist bijvoorbeeld wel wat er allemaal verkeerd aan mij was, maar vroeg me nooit af wat er goed zou kunnen zijn aan mij. Ik vroeg me ook niet af of mijn zogenaamde verkeerde kanten, wel degelijk verkeerd waren.

Nu begrijp ik dat het naar buiten gericht zijn, een manier van zelfbescherming was, niet de juiste, wel de enige manier die ik kende of geleerd had en daardoor was het indertijd ook weer niet de verkeerde manier.
Je naar buiten richten is op zich niet fout, maar je moet je ook naar binnen kunnen of durven richten. Er is een 'soort' evenwicht nodig tussen 'naar binnen' en 'naar buiten'.

Het inzicht en de ommekeer kwamen niet in één keer, maar het kantelmoment was iemand die me zei: 'je bent goed zoals je bent'.
Oh!? Kan dat? Mag dat?
Daarna leerde ik langzaam aan (de juiste?) vragen stellen over mezelf, mijn ervaringen, mijn leven, …
Bijvoorbeeld:
Wat raakt me zo in deze ervaring?
Hoe raakt me dat?
Waar raakt me dat?
Waarom raakt me dat?
Wat voel ik juist?
Wat leert me deze ervaring (positief en/of negatief)?
Wat kan ik doen om deze ervaring positief te gebruiken?
Welke (zelf)zorg kan ik mezelf geven om deze ervaring goed te verwerken?
Waarom doe of deed ik dit (niet)?
Waarom vind ik dit mooi?
Hoe 'voel' ik me echt?
Enzovoort...

Naar binnen gaan dus en daar de waarom- en hoe-vragen gebruiken voor mezelf, met een open hart en geest, met evenveel nieuwsgierigheid, interesse en verwondering.  En daarna leren accepteren dat ik niet alle antwoorden kan of zal hebben, dat er zelfs soms helemaal geen antwoord(en) zijn. Ook dat had zijn tijd nodig.
Ondertussen blijf ik leren.
Hoe je naar binnen kan gaan, zonder vragen te stellen, bijvoorbeeld, gewoon 'zijn' en laten komen wat komt.
Hoe je ook kan leren, zonder vragen te stellen.


19 mei 2016

Droom

Ik reed in een Lamborghini. Het was een zwart-groene wagen met een zwart-rode, lederen binnenbekleding.
Ja, ik kon vanmorgen mijn droom nog in vele details herinneren.
Hoe een oude kennis me wou verrassen met een ritje in zijn wagen, hoewel hij zich in het echte leven zo'n exemplaar nooit zou kunnen aanschaffen.
Hoe ik speciale haute couture schoenen aangepast kreeg om met de wagen te (mogen?) rijden. Ze waren beige, met half hoge brede hakken en linten die op zijn Romeins om mijn kuit omhoog gebonden werden.
Hoe de deuren naar boven opengingen.
Hoe ik me in de diepe zetels liet zakken en mijn gordel omdeed.
Hoe gemakkelijk de wagen startte en wegreed.
Hoe ik schakelde en remde, wat ik een aantal keren stevig deed omdat de wagen zo snel ging.
Hoe donker de weg was en hoe ik langs een met bomen omzoomde weg reed terwijl de koplampen ze één voor één beschenen.
Bij aanvang van de rit was ik ietwat onzeker.
De versnellingen waren ver doorgedreven automatisch in die zin, dat op de versnellingspook voor elke versnelling knoppen zaten, waar ik moest op drukken om van versnelling te veranderen. Het duurde even voor ik dat door had.
De GPS was een virtueel scherm, genre hologram, maar was zo groot en gaf zoveel licht, dat ik de weg niet meer zag (het was tenslotte nacht) en daarom zette ik hem uit.
Na een tijdje begon ik me goed te voelen in deze speciale wagen.
En toen werd het dag ...



14 mei 2016

Tijd

Dertig jaar geleden leerden we elkaar kennen.
In de grote vakantie van 1986 gingen we voor het eerst samen op reis, samen met Robin, Vicky en Kim (Peter was nog niet in productie).
We reden met de oranje Opel Manta van Swa naar Spanje, naar Camping Stel in Roda de Bara en kregen er een piepklein plekje toegewezen aan de buitenrand van de camping. We hadden een bungalowtent bij, plus een klein tentje voor Robin, die met zijn 15-16 jaar graag een eigen tent had. Swa was op dat moment vier jaar gescheiden en ik twee; we moesten allebei iedere frank twee keer omdraaien voor we hem uitgaven. Om die reden werd het kleine tentje in de voortent van de grote bungalowtent rechtgezet, anders moesten we voor twee tenten betalen.
Ik was nog nooit in Spanje geweest en Swa had me verzekerd dat 'het in Spanje NOOIT regent in de zomer'.  Tijdens een onweer liep de tent onder water. Alles zat onder het slijk. Het was poetsen en wassen geblazen.
Daarna kregen we allemaal tourista, niet tegelijk maar één voor één, ik als laatste tijdens onze reis terug naar huis.
Er waren nog wel een paar voorvallen waarover kan gediscuteerd worden hoe ze juist gebeurden, omdat de details met de jaren zijn vervaagd.
In ieder geval was het een memorabele vakantie.

Het was niet gepland, maar nu, 30 jaar later, verblijven we op een camping aan hetzelfde strand, op 100 meter afstand van die andere. Deze namiddag gingen we eens poolshoogte nemen bij en in die vroegere camping.

Natuurlijk is alles veranderd. Camping Stel is nog groter dan vroeger; het strand, waar beide campings aan liggen, heeft een boulevard gekregen; de grote losse rotsachtige stenen op het einde van het strand zijn netjes bij elkaar gelegd en met beton verankerd; langs de rotsen (en het strand) loopt een wandelpad naar het volgende dorp.

Ik heb geen heimwee naar hoe het was. Nu is het zoals het is.
Tijd gaat voorbij maar bestaat eigenlijk niet. Het is een menselijke uitvinding om met het voortschrijden van het leven te kunnen omgaan.
Het 'is' tenslotte altijd 'nu' en 'nu' moet het leven geleefd worden, in de andere camping, aan het vernieuwde strand.


25 april 2016

Vervoering


Hoewel het nummer er niets mee te maken heeft, voerde de klassieker ‘Purple Rain’ – ik zie de paarse regen voor mij – me naar de Science Fiction, Fantasy en Magisch Realisme. Gedachten en beelden maken soms rare sprongen. Zo werd ik via de dood van de kleine grote Prince, met het daaropvolgende ronddwalen in zijn omvangrijk muzikaal oeuvre, geleid naar het herlezen van Hubert Lampo. In mijn boekenkast staan wel wat boeken in de genoemde genres, waaronder zes Lampo’s.
Laat ik beginnen met wat kortverhalen, dacht ik en haalde ‘De geboorte van een God en andere verhalen’ van de plank, waar het al vijfendertig jaar staat en gedurende die tijd een keer of twee, drie, mijn leeslust bevredigde. Dat deed het ook ditmaal. Ondanks de respectabele leeftijd van het eerste verhaal ‘De geboorte van een God’ - het werd voor het eerst gepubliceerd in 1964 - vond ik het verhaal nog steeds vlot en modern lezen.
Het ‘verhaal’ van de Godgeboorte, lijkt mij niet zozeer magisch realistisch. Ik vind het aanleunen bij de Science Fiction en het kan nog steeds verteld worden. Zeker met wat we nu, meer dan vijftig jaar na het verschijnen van het verhaal, aan inzichten hebben bijgekregen over de structuur van het heelal, over afstanden, over ruimte en tijd, blijft de inhoud van het verhaal een interessant gegeven.
Het thema van hoe een ‘God’ ontstaat of geboren wordt in de geest van mensen is ook tijdloos.
De verbeeldingrijke agnost Lampo, speelde graag én grandioos met mogelijkheden en hij flirtte met magie, mythe en het bovennatuurlijke.
En daarom hou ik zo van zijn boeken.

4 maart 2016

Dag en nacht


Het liefst schrijf ik ’s avonds, of ’s nachts, wanneer de duisternis het buitenzicht belemmert en de indrukken van de dag wat zijn vervaagd, wanneer het huis stil is en de energie van anderen zich naar binnen richt en zich concentreert in hun slaap. Dat is de periode waarin ik puur kan zijn, waar woorden ongestoord vanuit mijn binnenste kunnen komen. Dan kan ik ontladen om op te laden, van me af schrijven om toch een beetje plaats te maken voor de nooit ophoudende stroom van nieuwe indrukken, die zowel van buiten als van binnen komen; een beeldenparade die ik tracht om te zetten in woorden.
Elk gedicht, hoe kort ook, is een pakketje beelden, ingepakt met woorden. Een rolletje film met ondertitels. Dat pakje krijgt een lintje van gevoelens en geluiden en wordt geparfumeerd met geurherinneringen. Ik vraag me wel eens af of anderen ooit verder komen dan de woorden rond het pakketje. Ja en neen waarschijnlijk. Iedereen (her)beleeft zijn eigen indrukken of vormt zijn eigen nieuwe ervaring bij woorden van een ander.
De nacht, met zijn donkere pracht en kracht, is als een zachte minnaar. Hij omarmt me en laat me zijn. Ik kan de vrijheid nemen, mezelf te tonen, terwijl de dag me klem zet en soms keihard neemt. Wanneer ik geen grenzen stel, raast hij zonder mededogen door en over me heen. De dag houdt me scherpe beelden voor, en harde geluiden; hij ontketent een alertheid en maakt dat ik zou willen zeggen: ‘vandaag niet schat, ik heb hoofdpijn’. Bij de dag is het nodig mijn eigen plaats op te eisen. Maar binnen gestelde grenzen en met de nodige inzet, kan ik ook bij hem mezelf toelaten, schoonheid vinden, en stilte.
En wat zou ik kunnen schrijven, zonder de felheid van de dag? Hoe zou ik me anders een bloemenpracht kunnen voorstellen? Heerlijke vergezichten? Een regenboog?
Nacht en dag, ik kan niet zonder één van beiden en zij kunnen niet bestaan zonder elkaar.
Ze zijn het yin en yang van mijn tijd.

11 januari 2016

Bowie

Van Bowie ben je geen fan.
Hij raakt je en jij raakt aan zijn muziek en/of performance, of dat gebeurt niet.
Als het niet gebeurt, is hij gewoon een exentrieke artiest, die volgens sommigen zelfs niet eens goed kon zingen – waarmee ik, voor alle duidelijkheid, niet akkoord ben.
Als hij je wel raakt, dan laat hij je nooit meer helemaal los. Bowie raakt iets fundamenteels in je, iets waar niet over gesproken wordt, iets waar niet kan over gesproken worden tenzij op zijn manier, door muziek en liedjesteksten en beelden.
Bij het horen van zijn dood, was een kosmisch beeld van een man te midden van lichte en donkere sterren en planeten, het eerste dat bij me binnenkwam.  Een beeld dat mij een overwelmend gevoel van weemoed bracht.
‘We can be heroes, just for one day’ blijft de hele tijd in mijn hoofd hangen.

7 januari 2016

Loslaten

Over de gebeurtenissen in Keulen wil ik echt iets schrijven. Geen opinie over het gebeurde, geen statement, dat deed ik al op de sociale media. Wel wat het met me doet, wat ik daarbij ervaar.

Loslaten, het kan moeilijk zijn.
Soms lukt loslaten zonder moeite. Ik draai me om, maak een wandeling, schrijf of teken wat, ga koken of ga iets anders doen en ik laat los wat me bezighield.
Soms lukt dat niet zo. Dikwijls omdat ik me op één of andere manier te betrokken voel. Hoewel ik weet dat ik niets kan veranderen aan heel het gebeuren, houd ik het bij me.
Keulen is zo'n geval.
Hoe die vrouwen zich voel(d)en, dat 'weet' ik. Hoe het voelt wanneer anderen zich je lichaam (proberen) toe-eigenen en wanneer je rent voor je leven, dat 'weet' ik. Ik hoor en lees de verhalen op TV en in de kranten, op het internet, en onmiddellijk komen oude beelden terug. Sommige mensen hebben geen idee wat voor een impact zulke ervaring(en) op een mens hebben.

Het is mogelijk om via diverse en goede therapieën hier aan te werken. Je kan hiermee de angst laten verdwijnen, de pijn, maar vergeten doe je nooit. Het is als een wonde. Die wonde kan verzorgd worden. Hoe vlugger de verzorging gebeurt en hoe bekwamer de verzorger/chirurg, hoe fijner het litteken. Maar het blijft - voor altijd - een litteken.

Het zijn dus niet (alleen) de huidige gebeurtenissen die moeten losgelaten worden, ook wat er langgeleden gebeurde. Door wat er nu gebeurt, wordt er weer op het oude litteken gewreven waardoor ik weer voel dat het er nog steeds is. Er is weer een zalfje nodig, een verzorging.
Maar ook andere mensen wijzen op bepaalde gevaren - in dit geval is dit onze fundamentele waarden van gelijkheid en respect voor de ander, ongeacht van welke afkomst, die op de helling worden gezet - is één van de pijlers van die verzorging. Het is een zorg voor de anderen want je wil hen dat 'weten' besparen als het enigzins kan.
Pas als die twee dingen gebeurd zijn, de verzorging van mezelf en het (ver)zorgen v.d. anderen, kan ik weer het litteken vergeten en kan ik weer (een tijdje) loslaten.



5 januari 2016

Er mag al eens vrolijk nagedacht worden.

De laatste tijd passeerde er in mijn leeshoekje een verscheidenheid aan boeken en artikels. Het is tenslotte winter en koud buiten (??) en dan is lezen een nog mooier tijdverdrijf dan tijdens onze warme, zonnige zomers.
Mijn repertoire is nogal uitgebreid. Breed. Van stripalbums over literair tot wetenschappelijk, als je filosofie en psychologie wetenschap noemt tenminste. En hoort Science Fiction of een Krimi bij literatuur?  (Ja, er zit op het ogenblik een sarcastisch duiveltje in mijn hoofd.)
Ik mag graag ook wat nadenken over wat ik gelezen heb. Diep soms.
Aldus kwam ik tot de conclusie dat we niet alleen zijn!
Nu denkt U waarschijnlijk aan buitenaardse wezens die ons komen gezelschap houden of zelfs de zaken komen overnemen, wat op zich misschien niet slecht zou zijn, gezien de toestand van onze planeet. Of misschien dacht U aan geesten van de andere zijde. Maar neen, dat was niet wat ik in gedachten had.
Beter had ik geschreven: ik ben niet alleen. Maar U bent het evenmin.
Ons lichaam wordt namelijk bezet door bacteriën, die in aantal, het tienvoudige zijn van onze lichaamscellen. We sleuren voortdurend tussen de één en de tweeëneenhalve kilo andere levende wezens met ons mee. Als dat geen fitness is, weet ik het ook niet meer. En het speciale aan deze toestand is, dat we niet zonder hen kunnen. We zouden het niet overleven, zonder onze bezetters.
We leven dus in een soort symbiose, een samenlevingsvorm die voor ten minste één van de organismen gunstig of zelfs noodzakelijk is, lees ik op Wikipedia. Die wezentjes zorgen ervoor dat we ons ingenomen voedsel kunnen omzetten naar de nodige stoffen om energie te hebben, onze cellen te vernieuwen, gezond te blijven. Ze helpen ook mee om gevaarlijke indringens te bestrijden. Kortom, ze helpen ons te leven.
Nu laat ik graag mijn geest wat verder slenteren op mijn imaginaire weg en ik zie zo ook een psychisch nut in deze situatie. We zouden het als een oplossing voor eenzaamheid kunnen beschouwen. Wanneer wij, de gastheren, ons al eens eenzaam voelen, kunnen we denken aan die massa piepkleine wezentjes, in en op ons. Misschien een soort communicatie opzetten? Voelen zij zich nooit eenzaam? Of willen ze soms wel eens weg uit de massa? Enfin…
Nooit meer eenzaam! Nooit meer alleen!
Eenzame mensen met een microbiofobie kunnen echter misschien beter geen oplossing in deze richting zoeken.
Nog iets verder denkend in de psychische en filosofische richting, kom ik bij de existentiële vraag: “wie ben ik?”
Nou, blijkbaar niet alleen wie ik dacht te zijn.
In deze context is die vraag ook niet meer relevant. "Wie zijn wij?" zou ik me beter afvragen.
De wetenschap weet al heel veel over die micro-organismen in ons spijsverteringsstelsel en op onze huid, maar hoe zit het met andere plaatsen in ons lichaam? Zitten er bijvoorbeeld ook van die niet-menselijke, maar noodzakelijke, microwezentjes in onze hersenen? Zijn we wel wie we denken te zijn, of krijgen we ook cognitief, Mark Uytterhoevengewijs (enkel de niet meer zo jonge mensen weten wat ik hiermee bedoel), hulp van buiten- (binnen-) af? Hebben al die overspringende neuronen die voortdurend langs onze zenuwbanen reizen, een zekere zelfstandigheid of zijn ze toch helemaal van onszelf?...

We gaan samen nog een kopje thee drinken en er verder over mijmeren, mijn gasten en ik. En vermits ze met zoveel zijn, zal ik daar nog wel een tijdje zoet mee zijn.

1 januari 2016