Categorieën en diagnoses ontnemen ons het zicht op de hele mens.
Dit is één van de bedenkingen die ik noteerde bij het lezen van het laatste boek van Irvin D. Yalom, psychiater en schrijver. Het stond niet in het boek met deze woorden, maar het kwam er op neer.
De Schopenhauer-kuur en Eendagsvlinders zijn de boeken die ik tot nu toe van Yalom heb gelezen. En er liggen er nog een paar van zijn hand te wachten.
De korte inhoud op de achterflap van Eendagsvlinders is wat me naar zijn boeken toe trok:
We zijn allemaal mensen van de dag. Er komt een tijd dat je alles bent vergeten, er komt een tijd dat iedereen jou is vergeten. Tweeduizend jaar geleden hield keizer Marcus Aurelius zichzelf - en zijn lezers - in zijn Overpeinzingen al dit soort lessen voor.
Tegenwoordig zijn de meeste psychotherapeutische behandelingen kortdurend en gericht op categorieën als depressie, verslaving of angst. Yalom gelooft daar niet in. Uit onderzoek blijkt keer op keer wat hij uit eigen ervaring weet: de belangrijkste factor in effectieve therapie is de relatie tussen therapeut en cliënt. Yalom hecht de grootst mogelijke waarde aan het opbouwen van een eerlijke en helpende relatie met zijn cliënten. Het gaat hem niet alleen om het ziektebeeld, maar om de hele mens.
In dit boek werpt Yalom aan de hand van zijn ervaringen met een tiental patiënten nieuw licht op wezenlijke levenskwesties die iedereen raken, zoals ouder worden, angst voor de dood, het maken van keuzes, fundamentele eenzaamheid en het zoeken naar een betekenisvol leven. Iedereen die geïnteresseerd is in menselijke psyche en in persoonlijke groei zal zich kunnen identificeren met de tijdloze, existentiële vragen die in dit boek aan de orde komen.
|
Gezien worden als een heel mens is iets wat me nauw aan het hart ligt. Iedereen maakt zich wel eens schuldig aan hokjesdenken, mezelf inbegrepen, omdat categorieën en hokjes een valse veiligheid bieden, maar ze reduceren de hele mens tot slechts een deel van wat hij is.
Vooral in de algemene geneeskunde en al zijn specialisaties, ziet men bijna nooit de mens, maar bijna altijd het 'geval', de 'ziekte' of 'aandoening' en wordt er heel symptoomgericht gewerkt.
Spijtig genoeg vergeten ook sommige therapeuten al eens de mens die ze voor zich hebben, en zien slechts een 'case'. Kort, symptoomgericht werken lijkt nu ook de regel te zijn of te worden bij psychische hulpverlening. Zo vlug en efficiënt mogelijk denkpatronen veranderen om de cliënt zo vlug mogelijk terug te laten functioneren in de maatschappij, is de boodschap. Met dat laatste is op zich niets mis, maar het korte karakter van dit soort therapieën belet de opbouw van een echte therapeut-cliënt relatie die vertrouwen en veiligheid inhoudt, welke ook weer basisvoorwaarden zijn voor het welslagen van een therapie. Iemand die de stap naar psychische hulpverlening zet, is heel kwetsbaar maar ook heel moedig en heeft recht op meer dan een op diagnose gebaseerde therapie. Ik deel de overtuiging dat het welslagen van een therapie slechts kan als iemand zich als een heel mens gezien weet en er een menselijke relatie bestaat tussen de cliënt en de therapeut. Dat vraagt natuurlijk ook moed van de therapeut, want een ander mens geheel en echt ontmoeten, is ook jezelf tegenkomen.
Om nog even terug te komen op Irvin Yalom's boeken: ze lezen vlot, althans zo ervaar ik het, en ik vind er raakpunten met mijn eigen existentiële vragen.
En soms ook antwoorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten