‘Je moet rouw niet verwerken, maar overleven.’
~Manu Keirse~ Er staat geen tijd op rouw, las ik in het boek ‘Helpen bij verlies en verdriet’ van Manu Keirse. Hoewel onze maatschappij dat meestal niet zo ziet, kan ik dit alleen maar beamen. Vorig jaar, op zevenenzestig jarige leeftijd, zat er ergens in mij nog steeds een stukje van een verdrietig, zestienjarig meisje dat haar vader verloor. Het gemis, het verdriet, de pijn, ze waren er nog allemaal – een beetje – af en toe de kop opstekend. Naast het ergste wat zo’n vijftig jaren geleden gebeurde - het overlijden - was het tweede ergste, dat er in ons gezin nog weinig over mijn vader gesproken werd, niet omdat wij dat niet zouden gewild hebben, wel omdat het zo door de buitenwereld werd opgedrongen - die buitenwereld gaande van schoolmeester over dokter tot pastoor, van (groot)ouders over vrienden tot buren. We moesten er maar ‘niet te veel blijven bij stilstaan’ en ‘verder gaan met ons leven’. Zo ging dat toen - zo gaat het nu nog dikwijls, vrees ik. De pijn, het gemis, het verdriet, ze werden weggeduwd. Dit stilzwijgen heeft een diepe, etterende wonde gekerfd in ons gezin en in ieder van ons apart. Onder andere door die ene etterende wonde, konden latere wonden ook niet goed genezen, wat bij de ene al wat zwaardere gevolgen had dan bij de andere. Een aantal jaren geleden volgde ik therapie. Daar werd mij geleerd hoe ik die etterende wonde kon verzorgen en genezen. Er blijft dan wel een litteken, maar de wonde kon zich sluiten. Dat was hoognodig want mijn leven was inderdaad gedurende veel te lange tijd een leven van ‘overleven’ geworden, hoewel dat niet aan mij te zien was, én het zeker ook niet enkel daardoor kwam. Pijn dient om opgemerkt te worden, zodat je iets aan de oorzaak kan doen. De pijn wegduwen – dus niet aanvaarden - is zeker niet de oplossing en maakt alleen maar dat ze telkens opnieuw de kop zal blijven opsteken. Het weglopen en/of ontkennen van het verlies en de pijn zorgt vroeg of laat voor een implosie of explosie, hetzij mentaal of fysiek, hetzij beide. Je verzetten tegen het verlies en de gevoelens die daarmee gepaard gaan, maakt het alleen maar erger. Trachten te aanvaarden, wat trouwens voor het ganse leven geldt, mild zijn voor jezelf, met mededogen jezelf troosten zoals je dat bij een ander zou doen, is heel wat beter dan verzet. Pas wanneer je de pijn aanvaardt kan je stilletjes aan – zonder tijdsbeperking - leren niet te blijven hangen in het verlies, maar wel de herinnering levendig te houden en je daar aan op te trekken. Dit jaar, rond de sterfdatum, die een week vóór Allerheiligen valt, merkte ik voor het eerst dat de pijn van het verdriet en gemis verdwenen was. Het gedicht dat ik vorig jaar op de sterfdag schreef, kwam plots bovendrijven. Ik vermoed dat het verdwijnen van de pijn onder andere daarmee te maken heeft. Ik aanvaardde eindelijk dat die pijn er al die jaren was, en dat het dan zo maar moest zijn. Het zestienjarige meisje kan nu doen wat elke zestienjarige zou moeten kunnen doen… Leven. Het achtenzestigjarige meisje is nog steeds bezig dit te leren. |
Gemis en verdriet Het verdriet en gemis zijn een deel van wie ik ben. Ze nestelden zich in mij, ergens in een duister hoekje van mijn wezen. Sporadisch komt het verdriet bovendrijven. Op je verjaardag, je sterfdag, een kerstavond, overvalt het me wel eens. Ik laat het toe. De smeulende pijn van het verlies brengt jou dichterbij. Dus waarom zou ik trachten daarmee komaf te maken? © 2017 Susanna Mariën |
De laatste foto.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten