12 maart 2018

Open je hart

Het is na middernacht en ik heb een hoofd dat op ontploffen staat, met een pijn die er in rondwandelt. Komt het van die twee glaasjes cava? Of van de suiker in het gebak? Zou kunnen. Maar toch, die glaasjes dronk ik twaalf uur geleden. Neen, ik weet zeker dat de oorzaak overprikkeling is.

Eén of twee keer per jaar is er bij één van mijn pluskinderen een feestje voor de kleinkinderen. Ik verplicht mezelf om mee te gaan (dit om niet te zeggen ‘ik moet meegaan’).  Oh, ik zou gewoon willen zeggen dat ik liever thuis blijf. Het zou echter niet begrepen worden. Van de andere kant vind ik dat een mens - ook een heel gevoelige - soms al eens iets moet kunnen doen dat hem/haar niet zo goed ligt. En er zijn altijd een paar mensen die ik toch weer graag terugzie.
Ik ga dus mee.

Je leert uit ervaringen. Door die ervaringen weet je dat bepaalde mensen, of mensengroepen, je niet goed liggen; dat ze niet goed voor je zijn. Ze zuigen je energie op. Je wil dus die mensen liefst mijden. Soms echter zijn dat mensen die je niet zomaar kan mijden, zoals op familie bijeenkomsten. Een andere les is dan toch te proberen je hart open te stellen en de situatie te aanvaarden zoals ze is.  Dat probeer ik dus.

Onderweg in de auto voel ik een wrevel opkomen. Wrevel omdat ik weer naar zo’n feestje moet.  Ik denk: ‘meisje, maak het je gemakkelijker, open je hart, dat is zoveel mooier en beter’.  Dat doe ik dus, onderweg, in de auto.
Aangekomen blijkt dat we allemaal moeten buiten zitten, weliswaar bij tijden in de zon, maar toch… het is 15°.
‘Open je hart… open je hart...’
Ik probeer er het beste van te maken, houd mijn te dunne jas en mijn sjaal aan, wrijf regelmatig over mijn benen, die koud zijn vanwege een te dunne pantalon.
‘Open je hart… open je hart...’
Ik neem me voor om een paar keer naar binnen te gaan, om op te warmen en om alles even achter me te laten, maar ... ik doe het niet. Ik zit als vastgenageld op mijn stoel. Eén keer verwissel ik van plaats, wanneer de zon weg is van het hoekje waar we zitten en iedereen in een grote kring, midden op de gazon heeft plaatsgenomen – daar schijnt de zon nog wel. Ik sluit me aan en zet me op de vrije plaats op een bank, lekker met mijn rug naar de zon – wanneer die er doorkomt – maar ook met mijn rug in de wind, die ik door mijn dunne jas voel dringen wanneer de zon een tijdje achter een wolk verdwijnt. De bank heeft geen rugleuning en mijn rug krijgt dus lange tijd geen steun. Pfff...
‘Open je hart… open je hart...’
Op het moment dat de meeste gasten naar huis gaan, wordt gevraagd of we blijven om mee frietjes te eten. De andere grootouders blijven ook. Ik wou eigenlijk liever naar huis.
‘Open je hart… open je hart...’
Rond 20 uur vertrekken ook wij.

De nu negenjarige kleinzoon heeft zich vandaag weer twee keer van me weggedraaid wanneer ik hem wil begroeten, bij het aankomen en bij het weggaan. Dat gaat nu al jaren zo. Bij een volwassene zou ik tegenwoordig bij zo'n afwijzing kunnen denken dat het niet mijn probleem is, maar het zijne, maar bij een kind ligt dat moeilijker. Het knaagt. Ik weet ook nooit goed hoe daarmee om te gaan. Het lukt me dan ook niet mijn hart te openen; het sluit zich en ik voel me schuldig. En boos.

Thuisgekomen voel ik me doodop en koud. Heel mijn lijf schreeuwt dat ik er niet meer mee naartoe moet gaan. Het is nu de brokstukken bijeen vegen, (inwendig) zitten janken, en hopen dat ik in slaap zal geraken en dat met de nacht, de hoofdpijn zal verdwijnen.
Ik denk aan het gesprekje met Maurice, één van de aanwezige kinderen. Dertien jaar. Hij kwam naast mij zitten om zijn stukje taart op te eten en we hebben eventjes wat gepraat, over zijn studies. Bij hem opende mijn hart zich zonder moeite. Dat voelde goed. Dat gevoel zal ik trachten mee te nemen wanneer ik seffens naar bed ga. Of is het in dit geval ‘als’ ik naar bed ga, want al ben ik nog zo moe, de overprikkeling wint op zulke momenten. Misschien ga ik eerst nog even enkele bladzijden lezen in een boek dat mijn hart kan verblijden, en openen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten