“Schrijf nooit aan kwade opzet toe wat afdoende kan verklaard worden door domheid.” (Hanlons scheermes)
Als het internet en de sociale media iets hebben blootgelegd, dan is het wel de immense domheid van de mensen. En volgens Johan Braeckman, onder anderen, zijn domme mensen gevaarlijker dan schurken.(*) Het is niet neerbuigend, of uit boosheid, of welke emotie ook dat ik hier over domheid schrijf. Ik schrijf met een open en warm hart voor alle mensen. Ik tracht enkel op te merken, te observeren, niet te oordelen. Trouwens, wat is domheid juist? Domheid valt moeilijk te definiëren. Er is ook maar heel weinig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan vermoed ik, want het is bijna niet te vinden. Misschien ben ik wel te dom om het te vinden?… Grapje. (**) Misschien is domheid wel één van de laatste taboes? En misschien bewijst het feit dat we domheid zo slecht kunnen definiëren wel dat we allemaal een beetje dom zijn; dat intelligentie gewoon ons gevecht tegen de domheid is. Een drie decennia geleden merkte ik het al, lang voor het internet van het volk werd. Ik werkte tien jaar lang in een bankkantoor, van een bank voor de kleine man, ergens in een Kempens dorp. Maar ook de grote man kwam er zijn centjes deponeren; de banken waren nog niet gedigitaliseerd en het was nog kwestie van je geld te spreiden om belastingen (roerende voorheffing) te vermijden. Ik kreeg een doorsnee van de gemeentelijke populatie aan mijn loket. En mensen… gingen toen mijn ogen open! Ik stond versteld, langs de ene kant over hoeveel en hoe weinig geld er onder de mensen was en langs de andere kant, over hoeveel domheid er heerste. Ik merkte ook dat er niet noodzakelijk een correlatie was tussen domheid en veel of weinig geld op de rekening(en). Een verschil met heden is dat de domheid over het algemeen wat onder de radar bleef; enkele uitzonderingen niet te na gesproken, viel het meestal niet op. Tegenwoordig wordt domheid op het www tentoongespreid in al zijn facetten: nooit (geleerd te) denken en desondanks toch onmiddellijk een mening of oordeel klaar hebben, nooit twijfelen, onwetendheid, eigenwijsheid, angst voor verandering, koppigheid, vastgeroeste overtuigingen, ijdelheid, antipathie, … enz. Soms vraag ik me af of domheid ook een overlevingsstrategie van het mensdom zou kunnen zijn? Waarom zou het anders zo alomtegenwoordig zijn? Domheid heeft natuurlijk zijn gradaties. En er zijn de (gradatie)verschillen tussen domheid, dom zijn en domme dingen doen. Wat domheid echter niet heeft is een begrenzing. Einstein zei het zo: ‘Two things are infinite: the universe and human stupidity, and I’m nog sure about the universe.’ ‘Twee dingen zijn oneindig, het universum en de menselijke domheid; maar van het universum weet ik het niet zeker.’ Je kan over elke vorm van domheid afzonderlijk afwegingen maken en er zelfs hele boeken over schrijven. Neem nu 'onwetendheid' en als voorbeeld het tegenwoordig alomtegenwoordige bashen op het internet. Je kan iets niet weten omdat je er nooit over gehoord hebt. (nooit gehoord of geleerd dat bashen kan kwetsen) Je kan iets niet weten omdat je er geen interesse in hebt. (niet geïnteresseerd te weten of je mensen zou kwetsen) Je kan heel bewust en/of koppig onwetendheid cultiveren… niet willen weten, niet de moeite willen of kunnen doen om te weten. (niet willen weten dat je mensen kwetst wanneer je agressieve reacties op het internet gooit) En even tussendoor.... Alles heeft een tegenhanger. Je kan het ‘niet weten’ ook op een positieve manier cultiveren, zoals we doen bij meditatie. Daar laten we (soms) alle weten los om ons open te stellen voor wat zich aandient en te aanvaarden wat zich aandient. Dit ‘niet weten’ is echter geen domheid. Je zou het gerust wijsheid kunnen noemen. Mensen die weten dat ze (een beetje) dom zijn, vind ik niet zo dom. Het is een begin, te weten, te beseffen dat je niet(s) weet, of weinig. Ik wil geen valse bescheidenheid hebben. Ik weet dat ik best intelligent ben, hoewel ik dikwijls gevreesd heb om als dom gezien te worden. Intelligentie beschermt echter een mens niet tegen het doen van domme dingen, wat niet hetzelfde is als dom zijn. Ik zie het doen van domme dingen als een tijdelijke (acute) vorm van domheid, die ook weer verdwijnt. Iets in de aard van verliefdheid. Domheid is trouwens niet de tegenhanger van intelligentie, maar zou er wel een ‘vreemde’ eigenschap van zijn. (**) Wat vind ik zeker geen domheid ? Het maken van fouten bijvoorbeeld. Bij fouten heb je op de één of andere manier foute inschattingen gemaakt; wat niet hetzelfde is als domme dingen doen. Terug naar het begin van deze post en naar de domheid en het gevaar ervan. Domheid wordt in stand gehouden door machtshebbers – nog steeds. Domheid zorgt dat deze machtshebbers aan de macht blijven. Domheid kweekt verdeeldheid en vijanden en waar vijanden zijn, wordt oorlog gevoerd; grote en kleine oorlogen. Domheid maakt dat mensen in hun (oorlogs-)stellingen blijven en zo verdeeldheid in stand houden of vergroten. Domheid maakt dat mensen niet verder denken dan vandaag en voor onze kinderen een stervende wereld achterlaten. Enz…. Bij dit laatste denk ik dan weer dat domheid misschien wel een tweesnijdend zwaard is: zowel een overlevingsstrategie als de oorzaak van onze vernietiging. (*) (http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/opinie/1.2854880#) (**) -Ene Matthijs van Boxsel (1957) studeerde (cum laude) af op de domheid (morologie) aan de Universiteit van Amsterdam. Hij zou een autoriteit zijn op gebied van domheid. -Professor Carlo Cipolla (1922-2000) van de Universiteit van Berkeley hield zich ook bezig met domheid. |
22 maart 2018
Bedenkingen bij Domheid
12 maart 2018
Open je hart
Het is na middernacht en ik heb een hoofd dat op ontploffen staat, met een pijn die er in rondwandelt. Komt het van die twee glaasjes cava? Of van de suiker in het gebak? Zou kunnen. Maar toch, die glaasjes dronk ik twaalf uur geleden. Neen, ik weet zeker dat de oorzaak overprikkeling is.
Eén of twee keer per jaar is er bij één van mijn pluskinderen een feestje voor de kleinkinderen. Ik verplicht mezelf om mee te gaan (dit om niet te zeggen ‘ik moet meegaan’). Oh, ik zou gewoon willen zeggen dat ik liever thuis blijf. Het zou echter niet begrepen worden. Van de andere kant vind ik dat een mens - ook een heel gevoelige - soms al eens iets moet kunnen doen dat hem/haar niet zo goed ligt. En er zijn altijd een paar mensen die ik toch weer graag terugzie. Ik ga dus mee. Je leert uit ervaringen. Door die ervaringen weet je dat bepaalde mensen, of mensengroepen, je niet goed liggen; dat ze niet goed voor je zijn. Ze zuigen je energie op. Je wil dus die mensen liefst mijden. Soms echter zijn dat mensen die je niet zomaar kan mijden, zoals op familie bijeenkomsten. Een andere les is dan toch te proberen je hart open te stellen en de situatie te aanvaarden zoals ze is. Dat probeer ik dus. Onderweg in de auto voel ik een wrevel opkomen. Wrevel omdat ik weer naar zo’n feestje moet. Ik denk: ‘meisje, maak het je gemakkelijker, open je hart, dat is zoveel mooier en beter’. Dat doe ik dus, onderweg, in de auto. Aangekomen blijkt dat we allemaal moeten buiten zitten, weliswaar bij tijden in de zon, maar toch… het is 15°. ‘Open je hart… open je hart...’ Ik probeer er het beste van te maken, houd mijn te dunne jas en mijn sjaal aan, wrijf regelmatig over mijn benen, die koud zijn vanwege een te dunne pantalon. ‘Open je hart… open je hart...’ Ik neem me voor om een paar keer naar binnen te gaan, om op te warmen en om alles even achter me te laten, maar ... ik doe het niet. Ik zit als vastgenageld op mijn stoel. Eén keer verwissel ik van plaats, wanneer de zon weg is van het hoekje waar we zitten en iedereen in een grote kring, midden op de gazon heeft plaatsgenomen – daar schijnt de zon nog wel. Ik sluit me aan en zet me op de vrije plaats op een bank, lekker met mijn rug naar de zon – wanneer die er doorkomt – maar ook met mijn rug in de wind, die ik door mijn dunne jas voel dringen wanneer de zon een tijdje achter een wolk verdwijnt. De bank heeft geen rugleuning en mijn rug krijgt dus lange tijd geen steun. Pfff... ‘Open je hart… open je hart...’ Op het moment dat de meeste gasten naar huis gaan, wordt gevraagd of we blijven om mee frietjes te eten. De andere grootouders blijven ook. Ik wou eigenlijk liever naar huis. ‘Open je hart… open je hart...’ Rond 20 uur vertrekken ook wij. De nu negenjarige kleinzoon heeft zich vandaag weer twee keer van me weggedraaid wanneer ik hem wil begroeten, bij het aankomen en bij het weggaan. Dat gaat nu al jaren zo. Bij een volwassene zou ik tegenwoordig bij zo'n afwijzing kunnen denken dat het niet mijn probleem is, maar het zijne, maar bij een kind ligt dat moeilijker. Het knaagt. Ik weet ook nooit goed hoe daarmee om te gaan. Het lukt me dan ook niet mijn hart te openen; het sluit zich en ik voel me schuldig. En boos. Thuisgekomen voel ik me doodop en koud. Heel mijn lijf schreeuwt dat ik er niet meer mee naartoe moet gaan. Het is nu de brokstukken bijeen vegen, (inwendig) zitten janken, en hopen dat ik in slaap zal geraken en dat met de nacht, de hoofdpijn zal verdwijnen. Ik denk aan het gesprekje met Maurice, één van de aanwezige kinderen. Dertien jaar. Hij kwam naast mij zitten om zijn stukje taart op te eten en we hebben eventjes wat gepraat, over zijn studies. Bij hem opende mijn hart zich zonder moeite. Dat voelde goed. Dat gevoel zal ik trachten mee te nemen wanneer ik seffens naar bed ga. Of is het in dit geval ‘als’ ik naar bed ga, want al ben ik nog zo moe, de overprikkeling wint op zulke momenten. Misschien ga ik eerst nog even enkele bladzijden lezen in een boek dat mijn hart kan verblijden, en openen. |
9 maart 2018
Veel meer!
Het belangrijkste dat ik vandaag genoteerd heb, is een citaat van Douglas Harding, een van oorsprong Britse architect, later mysticus, filosoof en auteur:
"You are not what you look like" - "Je bent niet hoe je eruitziet". Achter het citaat, dat op het eerste zicht eenvoudig lijkt, zit een hele filosofie. Voorlopig stel ik mij tevreden met het eenvoudige en denk daarbij: 'Ik ben veel meer dan hoe ik er uitzie, veel meer dan mijn buitenkant.' Voor mij, die altijd erg onzeker was en me dikwijls minderwaardig voelde, was dit een voldoening gevende gedachte. Het is bovendien positief dat ik er (meestal) in de verleden tijd kan over spreken, wat dan weer een pluimpje waard is. |
8 maart 2018
Over verschillen
Internationale Vrouwendag werd meer dan 100 jaar geleden in het leven geroepen als een actiedag i.v.m. vrouwenrechten en ongelijkheid. Het is schrijnend dat na meer dan een eeuw, een vrouwendag nog steeds nodig is.
Aan mensen die denken dat op vrouwendag complimenten, bloemen of pralines moeten worden uitgedeeld, verwijs ik naar mijn eerste zin. Gelijkheid en rechten, dáárover gaat vrouwendag. Ik wil hier geen groot betoog houden. Dat gebeurt al genoeg – te veel misschien – in kranten, tijdschriften, tv-programma’s en digitale media. Een betoogje over kleine, dagelijkse ongelijkheid echter, kan ik niet laten. Het komt vanuit ervaring(en) en het betreft de kleine verschillen, zoals -niet au sérieux genomen worden als een gesprek gaat over technische onderwerpen, -het uit handen nemen van bepaalde werkinstrumenten of -gereedschap, -de vooringenomenheid i.v.m. interesses, -welke drankjes aangeboden worden, -het soort geschenken dat gegeven wordt, -enz… . Geschenken, één van de verschillen waarvan ik triest kan worden. Een voorbeeld: wanneer mijn partner in het ziekenhuis bezoek ontving, waren de kleine geschenken die hij kreeg: bier, wijn en heel soms iets om te lezen of fruit en chocolade. Toen ik in het ziekenhuis bezoek kreeg, stond mijn kamer vol bloemen. Bloemen vind ik niet lelijk – hoewel ik ze liever buiten in de natuur zie dan in een vaas – maar wat is er mis met een wijntje, een biertje, een krant, of een goed boek als geschenk voor een vrouw? Waarom krijgt een zieke man geen bloemen? Waarom moet daar een verschil gemaakt worden? Dat verschil getuigt volgens mij van twee zaken: vooringenomenheid (dat er een soort natuurlijk verschil in interesse is tussen mannen en vrouwen) en ongeïnteresseerdheid in de persoon aan wie men het geschenk geeft. Als je bij de grote ongelijkheid in de wereld, tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen bevolkingsgroepen, de vooringenomenheid en desinteresse zou kunnen elimineren, zou het een grote stap voorwaarts naar gelijkheid kunnen zijn én naar een betere wereld. Het wordt dringend tijd dat we elkaar respectvol als mensen zien, allemaal verschillend, allemaal waardevol en met niet alleen een buitenkant. En als laatste opmerking: mensen denken soms dat als we elkaar gelijkwaardig zouden behandelen, het spel van aantrekkingskracht (tussen de seksen) zal verdwijnen. Mijn stelling is dat bij respectvol met elkaar omgaan, de aantrekkingskracht tussen de seksen daar niet zal onder lijden, ik ben zelfs overtuigd van het tegendeel. |
Abonneren op:
Posts (Atom)